Mijn beenmergmannetjes

Gepubliceerd op 3 juli 2021 om 08:05

Een van mijn meest bijzondere verhalen over lichaam en geest is het verhaal van mijn 'beenmergmannetjes'. Het is een verhaal uit de tijd dat ik in behandeling was in het ziekenhuis van Hasselt voor kanker. Een verhaal dat ik niet gemakkelijk vertel omdat het over die periode gaat, maar ook omdat het nogal vreemd kan overkomen.

De feitenmens, systeemdenker, wetenschapper en fantasieloze zullen het verhaal wellicht als onzin betitelen. De ratio komt er namelijk nauwelijks aan te pas, maar de mind des te meer. Alleen op een ‘andere’ manier dan gebruikelijk, namelijk om te verbeelden en te manifesteren. In de zware periode van de behandelingen gebeurden er wel meer vreemde dingen die te maken hadden met geloven, vertrouwen en manifesteren. Het gaat om resoneren met je ziel, je intuïtie. Ik deel hieronder het verhaal uit 2009.

Halverwege de zes kuren moet ik er toch aan toegeven: het gaat moeizamer, ik ben meer vermoeid en knap maar mondjesmaat weer op voordat de nieuwe kuur start. Tijdens de derde kuur is het nodig om me groeifactoren te geven om het lichaam aan te zetten sneller witte bloedcellen aan te maken om te herstellen. Ik had de eerste kuur ook groeifactoren gehad en toen was de ervaring, dat er –op zijn Vlaams- ‘knokenpijn’ was die met paracetamol weer wegtrok. Dus daar ging ik nu ook vanuit.

Helaas, het was niet dezelfde ervaring. Waar ik normaal gesproken wel een weg vind om met pijn of een verzwakt gevoel om te gaan gaat het nu helemaal niet. Er gaan pijnscheuten door mijn hele lichaam die ik niet aan voel komen en nauwelijks op te vangen zijn. Het lijkt tot een gevoel van machteloosheid en verzet. Het lijkt eeuwig te duren, maar het duurt uiteindelijk een dag, dan ebt het weg. Het vraagt erg veel energie. Ik ben nog niet helemaal fit als ik in oktober start met de vierde kuur. Al in de eerste twee weken merk ik dat mijn maag en darmen het erg moeilijk hebben. Mijn gevoel zegt me dat dat niet opgelost gaat worden voordat mijn witte bloedcellen dalen en ik vraag nog vóórdat ik in isolatie ga aan mijn arts of ik geen antibiotica kan krijgen om te zorgen dat een ontsteking in mijn darmen zich al op kan lossen. Helaas…

Dan is het weer zover, vrijdag! Ik ben gewend dat na ongeveer een week mijn lijf reageert op de chemo met vlagen van zwakte en flauwte. Dat is het signaal dat het aantal witte bloedcellen is gedaald tot onder het aantal van duizend en moet ik in isolatie. Er is alleen toegang tot mijn kamer met monddoekje en handschoenen en ik mag maar beperkt bezoek ontvangen. Ik voel me slap en ik heb lage bloeddruk. Bij de monitoring ’s middags blijkt ik verhoging heb en het mooie daarvan is dat ik dan antibiotica krijg. Yes, ik ben er blij mee. Mijn lichaam kan toch niet alles alleen? De arts waarschuwt wel, dat het misschien langer zal duren voordat ik dan de witte bloedcellen zullen stijgen. Ik geloof het niet, omdat ik het gevoel heb, dat de antibiotica meehelpt met de ontsteking in mijn darmen en ik dan zelf me kan focussen op het aansterken van mijn immuunsysteem. Ik neem me voor weer goed naar mijn lichaam te luisteren. Ik vraag me in een ontspanningsoefening af waar ik in het lichaam mijn witte bloedcellen aangemaakt worden. Ik had het ook aan de arts gevraagd uit nieuwsgierigheid, maar ze gaf aan, dat het mechanisme nog niet tot in detail bekend is om te zeggen waar het precies start. Voor mijn gevoel moet ik in mijn onderrug zijn, daar uit de pijn na de groeifactoren zich het ergste.

Het bijzondere is dat ik op die plek me meteen een voorstelling kan maken van een grote zandvlakte met gele grijpers en bob de bouwers met gele helmen en gele pakken aan. Er gebeurt niks, ze staan te wachten en te praten tussen de machines. Er zal toch ook wel iemand zijn die de boel hier aanstuurt? Een voorman? Ik vraag hem om hij zich bij mij kan melden. Hij komt naar mij toe en ik vraag hem wat ze aan het doen zijn. Hij antwoordt: ‘Niks! We horen het nog wel als we aan het werk moeten.’ Ik vraag hem om of ze niet alvast aan het werk willen gaan in plaats van te wachten op een opdracht? Of dat kan? Hij antwoordt: ‘Tja, waarom niet? Dat moet kunnen!’ Ik moet lachen om mijn eigen voorstelling, maar ben benieuwd of het nou fantasie is of misschien wel werkt? Ergens voel ik een rotsvast vertrouwen dat het zomaar zou kunnen werken.

Ik kijk uit naar de arts die zijn ronde maakt in het weekend. Mijn man maant me nog me niet te zeer te verheugen op een stijging van de witte bloedcellen, maar ik ben ervan overtuigd dat het heeft gewerkt. Zaterdagmiddag blijken mijn witte bloedcellen toch te zijn gestegen en dat doen ze zondag opnieuw. Eigenlijk was dat medisch gezien niet de verwachting. De arts is verbaasd. Ik niet. Ik had het toch met de voorman afgesproken? Ik probeer in latere behandelingen het nog een keer, maar de magie was er niet meer. Het is niet als ‘The secret’, dat je iets kunt afdwingen omdat je het wil. Het is iets dat van binnenuit als overtuiging aanwezig is en dat signaal pik je op om er iets mee te manifesteren. Dan is het geen samenwerking meer, maar een controle vraagstuk. En daar doet mijn lichaam niet aan mee!

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.